8 maart 2013

Haren: media en verantwoordelijkheid



Objectiviteit bestaat niet. Dat is iets wat ik op de journalistiekopleiding op de eerste dag heb geleerd en daarna nog regelmatig ingepeperd heb gekregen. Denken dat een journalist of een krant of een televisieprogramma een objectieve werkelijkheid laat zien, is naïef. Denken dat jijzelf een volledig onafhankelijke verslaggever kunt zijn, is nog erger. Er zullen dan ook weinig journalisten zijn die dit beweren. Naar mijn idee volgt daaruit rechtstreeks dat journalisten en media ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben. Wie een keuze maakt, is toch immers verantwoordelijk voor de gevolgen van die keuze?

Het meest zichtbaar is die subjectiviteit als je bespeurt dat een nieuwsitem of –artikel bijvoorbeeld politiek naar links of naar rechts neigt. Journalisten zijn ook gewoon mensen met een eigen wereldbeeld en vaak staan kranten of actualiteitenprogramma’s ook bekend als links of rechts. Soms wordt die mening overduidelijk verwoord in een hoofdredactioneel artikel of door een interviewer op tv, soms lees je die mening tussen de regels door.

Nieuwskeuze
Maar die subjectiviteit zit hem niet alleen in een mening die wordt verkondigd. Het begint al bij de kéuze van het nieuws. Een krant kan niet al het nieuws uit de hele wereld meenemen. Bij de afwegingen die hierbij gemaakt worden, spelen allerlei factoren mee die niets met objectiviteit te maken hebben. Zo heeft Nederlands nieuws vaak voorrang op buitenlands nieuws: een lógisch argument – want dit raakt de lezer direct – maar geen objectief argument. Eén echtpaar in Groningen dat is vermoord staat objectief (of is dit mijn mening?) toch niet in verhouding tot de zeventig mensen die dagelijks worden vermoord in Caracas, de hoofdstad van Venezuela? (Het eerste haalt al enkele dagen het journaal, het tweede kwam en passant ter sprake in een terugblik op het leven van wijlen president Chávez.) Verder hebben we met sommige delen van de wereld bijvoorbeeld meer dan met andere: een oorlog in Irak haalt de krant wel, een oorlog in Sierra Leone niet. Ook is het voor de verkoop- of kijkcijfers belangrijk dat het serieuze wereldnieuws wordt verluchtigd met opmerkelijke berichten: als er nog ruimte is voor één verhaal, wordt dit dan het ijsbeertje Knut dat overleden is of een overstroming in Mozambique? Knut wint, hoewel door de betreffende overstroming tienduizenden mensen op de vlucht zijn geslagen. En nog een andere afweging: nog nét het laatste nieuws hebben voor de krant naar de pers gaat. Ik heb dit zelf meer dan eens meegemaakt toen ik op een binnen/buitenlandredactie werkte: de pagina’s staan klaar om gedrukt te worden, maar om half twaalf ’s avonds komt er nog een bericht binnen dat écht mee moet en een artikel dat eerder op de dag belangrijk genoeg is bevonden, sneuvelt alsnog.

Let op: ik zeg niet dat het érg is dat nieuwskeuze en berichtgeving subjectief zijn. Het is alleen belangrijk dat we dit met elkaar weten en erkennen, zodat niemand bij zichzelf zal denken: ‘Als de NOS het zegt, dan is het zo’.

Keuze maakt verantwoordelijk
Mijn punt is echter dat het weten dat media niet objectief kunnen zijn, hen automatisch een verantwoordelijkheid geeft. Naar aanleiding van het rapport over Haren, roept de commissie-Cohen vandaag de media op tot debat en zelfreflectie, omdat ‘media onderdeel kunnen worden van de realiteit die zijn verslaan’. Naar mijn idee is dit echter geen uitzondering in de situatie van Haren en heeft dit ook helemaal niet te maken met de opkomst van de social media. De media staan niet als objectieve camera’s naast de samenleving. Ze zijn er onderdeel van, voortdurend: ze beïnvloeden meningen, ze maken onderwerpen groter of kleiner dan ze zijn, ze kiezen of iemand wel of geen podium krijgt voor zijn ideeën, ze kunnen politici maken of breken en noem maar op.

Treffend vond ik dit een tijd geleden (31 oktober) toen in het Journaal een verslaggever bij een sportveld stond en aan de ouders langs de lijn vroeg wat zij vonden van de bezuinigingen en de inkomensafhankelijke zorgpremie. Natuurlijk was van tevoren de verwachting dat veel mensen hier tégen waren, maar gek genoeg waren alle meningen gematigd. Iemand zei letterlijk: ik verdien meer dan veel andere mensen, dus ik vind het niet erg dat ik ook meer bijdraag. De verslaggever beëindigde zijn reportage met woorden in de trant van: misschien sta ik op de verkeerde plek, maar ik ben vandaag geen boze mensen tegengekomen. Deze opmerking op zichzelf bewijst al dat de redactie niet blanco het onderwerp in was gegaan, maar het is in elk geval te prijzen dat ze het item gewoon hebben uitgezonden. Verbaasd hoorde ik een kwartier later in EenVandaag echter ongenuanceerd verkondigen dat er veel woede en ontevredenheid over de bezuinigingsplannen heerst in Nederland. Wat is wáár en wat is het gevolg van de manier waarop een onderwerp wordt belicht?

Dat geldt ook nadrukkelijk voor economische onderwerpen. De economie is erbij gebaat dat consumenten met vertrouwen naar de (financiële) toekomst kijken. Hoe vaker zij – voornamelijk via de media – horen dat het niet goed gaat, hoe minder vertrouwen er is. Hoe minder vertrouwen er is, hoe moeilijker het wordt de economie ‘er bovenop’ te krijgen. Een vicieuze cirkel, waarvan ik mij echt regelmatig afvraag of de media hier een verantwoordelijkheid in hebben en zo ja, of zij die ook voelen en of zij die willen nemen.

Project X
Haren. Ik ben er altijd een voorstander van dat degene die iets doet daar zelf verantwoordelijk voor wordt gehouden. In dit geval zijn dat dus eerst en vooral de raddraaiers die Haren op 21 september tot een slachtveld hebben gemaakt. Dat er vervolgens een groot onderzoek is opgezet naar de fouten die zijn gemaakt waardoor het zover kon komen, is niet meer dan vanzelfsprekend. Dat hier conclusies uit worden getrokken die een herhaling in de toekomst moet voorkomen, is te hopen.

De rol van de media is één van de aspecten van ‘Haren’. Eerlijk gezegd kan ik me niet voorstellen dat alle journalisten, alle media in Nederland die ‘het feestje dat vrijdag níet in Haren wordt gehouden’ hebben aangekondigd, dit in alle naïviteit deden. Zou elke betrokken journalist in alle eerlijkheid kunnen zeggen: ik heb nooit kunnen vermoeden dat mijn verslaggeving eraan zou bijdragen dat mensen juist wél de trein naar Haren namen? Of: het feit dat wij dagen van tevoren Haren als hoofdonderwerp in ons nieuws hadden, maakt ons toch niet verantwoordelijk voor het feit dat heel Nederland hiervan wist? Zelfs naderhand vraag ik me af of veel media een ándere keuze hadden gemaakt als ze hadden geweten op welk drama dit Project X zou uitlopen. Het vraagt namelijk een groot verantwoordelijkheidsgevoel om in zo’n situatie, rond zo’n hype, te besluiten: wij doen hier niet aan mee, wij willen hier niet aan bijdragen. Het betekent dat misschien álle andere kranten en actualiteitenprogramma’s een onderwerp hebben en jij niet. Misschien denken mensen dat jouw blad of programma niet heeft begrépen dat dit een groot item is. En wat als consumenten tóch alles over het onderwerp willen weten en daarom niet jóuw krant kopen, maar naar de concurrent gaan?

Ik ben benieuwd of media hierover intern en met elkaar verder door zullen praten en of we in een volgende situatie daar resultaten van zullen merken.

Het rapport van de commisie-Cohen is hier te lezen.