14 mei 2013

Als het kalf verdronken is ...

Het zoeken naar lichamen in de puinhopen van het fabriekspand in Bangladesh is gestopt. Terwijl vandaag de 1127 doden worden herdacht, is in de rest van de wereld de discussie over de arbeidsomstandigheden in de textielbranche hoog opgelaaid. De beelden van het ingestorte gebouw peperen ons dagen achter elkaar in, dat er een rechtstreekse link is tussen ons verlangen naar goedkope kleding en de misstanden in landen waar we die goedkope kleding vandaan halen.

Het doet me denken aan de vele kalveren, op vele maatschappelijke terreinen, die de afgelopen jaren zijn verdronken. Het lijkt wel of er altijd iets (heel erg) mis moet gaan, voor er stappen worden ondernomen om een put te dempen. Zomaar een paar Nederlandse rampen die me in gedachten schieten en die leidden tot maatschappelijke discussie, serieus onderzoek en maatregelen: de vuurwerkramp in Enschede (regelgeving vuurwerk), de brand in de Schiphol-gevangenis (veiligheid in gevangenissen), de brand bij Chemie-Pack (veiligheid in de chemische industrie), de Amsterdamse zedenzaak (maatregelen tegen kindermisbruik in kinderopvang) … 

‘Eigenlijk’ en ‘nu écht’
Ergens is het wel logisch: hoe complexer de samenleving, hoe moeilijker het is om álles onder controle te hebben. En dus ook: hoe meer kans dat er dingen misgaan. Aan de andere kant leven we toch in een samenleving waarin alles in regels en afspraken is vastgelegd. Regels die rampen juist moeten voorkómen, in plaats van dat we pas na een ramp onderzoeken of de regels wel zijn gevolgd en hoe het staat met de handhaving van wetgeving binnen de betreffende branche. In de praktijk heeft regelgeving echter een minder luide stem dan een ramp. Het betekent het verschil tussen ‘eigenlijk’ en ‘nu echt’.

Immers: eígenlijk hadden we al lang iets moeten doen aan pesten op scholen, maar als verschillende gepeste jongeren zelfmoord plegen, weten we dat we nu écht structureel actie moeten ondernemen. En eígenlijk hebben we het er al heel lang over dat de samenwerking tussen hulpverleners rond probleemgezinnen beter moet, maar na het zoveelste familiedrama waarbij ouders elkaar, zichzelf en/of hun kinderen doodden, moet dit toch echt een keer van de grond komen.

Op de agenda
En eigenlijk weten we allemaal allang dat onze prettig goedkope kleding wordt gemaakt in mensonterende omstandigheden. Maar de beelden van 1127 lichamen die de afgelopen dagen één voor één uit een berg stenen zijn opgegraven, overtuigen ons er misschien eindelijk van dat er nu echt iets moet veranderen. Grote merken als H&M, C&A, Zara en Primark hebben inmiddels getekend voor meer veiligheid in textielfabrieken. En in Bangladesh zelf worden stappen gezet om de arbeidsomstandigheden te verbeteren. Goede gevolgen van een vreselijke tragedie.

Er is weer een kalf verdronken. Beter gezegd: 1127 mensen hebben er met hun leven voor betaald om de arbeidsomstandigheden in Bangladesh bovenaan op de agenda gezet. Het is afwachten of de put slechts wat kleiner wordt gemaakt of tijdelijk een beetje wordt afgedekt (tenslotte is dit niet de eerste ramp in de kledingindustrie), óf dat hij definitief – en ook in andere landen – wordt gedempt.

15 april 2013

Kindsoldaten: geen woorden, alleen tranen

Gisteren zag ik met Evert de film 'Blood Diamond'. Wij houden allebei van spannende actiefilms, maar in tegenstelling tot een beschrijving op internet, was dit niet zozeer een 'avontuurlijke thriller' als wel een hartverscheurend drama dat me nog lang bij zal blijven.

De film speelt zich af tegen de bloedige burgeroorlog in Sierra Leone eind jaren negentig van de vorige eeuw. Terwijl zowel het regeringsleger als de rebellen op grote schaal burgers doden en ravage aanrichten, vindt een gevangengenomen visser een grote waardevolle diamant. Hij verstopt hem en gaat er later met een diamantensmokkelaar (Leonardo DiCaprio) weer naar op zoek. De smokkelaar omdat hij met de opbrengst een nieuw leven wil beginnen, de visser omdat hij zijn door de oorlog verstrooide gezin terug wil vinden.

De verschrikkingen van oorlog
De film laat onomwonden de verschrikkingen van oorlog zien: de wreedheid, de slachtoffers, het verdriet en de machteloosheid, de vluchtelingenkampen ('Kijk, zo ziet een miljoen mensen eruit', zegt een  oorlogsverslaggeefster), een land dat helemaal kapot wordt geschoten. De handel in conflictdiamanten is het hoofdthema: daarmee wordt de oorlog betaald en daar is dus ook markt voor in Amerika en Europa. Maar wat mij het allermeest aangreep, is het drama van de kindsoldaten.

Bizarre ontgroening
De nog jonge zoon van visser Solomon is opgepakt door de rebellen en wordt, met een aantal andere jongens van een jaar of tien, opgeleid tot soldaat. 'Vanaf nu zijn jullie geen kinderen meer, maar mannen.' De jongen Dia moet - als een bizarre ontgroening - geblinddoekt een geweer leegschieten en ziet vervolgens dat hij voor het eerst een mens heeft gedood. Het zal niet voor het laatst zijn.

Een oorlog is verschrikkelijk, maar om kinderen in een oorlog in te zetten ... daar zijn geen woorden voor. Alleen tranen.

Kogelkruisje
Op onze vensterbank staat sinds een paar jaar een klein kruisje, gemaakt van een kogelhuls. Ex-kindsoldaten in Liberia, een buurland van Sierra Leone, maken deze kruisjes in een project van de hulporganisatie ZOA. Als een teken van hoop en als een bron van inkomsten. Een mooi project, want de jongeren moeten, mét hun verleden, toch verder. Maar ik denk aan het liedje van Marco Borsato: '... al ben je uit de oorlog, gaat de oorlog ooit uit jou?'.

Over de kogelkruisjes kun je lezen op de website van CIP.

11 april 2013

Acht reusachtige kalenders

Daar zit je dan met acht reusachtige kalenders van bijna een halve meter breed en een kleine zeventig centimeter hoog. Kalenders met prachtige grote foto’s, te mooi om weg te gooien. Maar wat doe je er dán mee?

Bij hulporganisatie Dorcas kreeg de afdeling Communicatie, als zakenrelatie, elk jaar twee of drie Zeelandkalenders van drukkerij en grafisch bedrijf Pieters. Aanvankelijk hoorde ik niet bij de happy few die de kalender op hun kantoor mochten hangen. In de loop van het jaar zag ik de sfeervolle platen wel bij anderen aan de muur en als het december was geweest en de kalender was verlopen, redde ik er een van het oud papier en bewaarde die op mijn kamer, naast een kast. Hij was té mooi om weg te gooien! Toen duidelijk werd dat ik een van de grootste fans van de kalender was, hoefde ik voortaan in januari geen oude kalender meer op te sporen, maar kreeg ik meteen de nieuwe. Jarenlang hing er dus altijd een Zeelandkalender aan de muur naast mijn bureau. Als het jaar voorbij was, kwam de oude kalender bij de anderen naast de kast en kon de nieuwe meteen aan de spijker in de muur.

Sommige foto’s spraken me meer aan dan andere: vooral de platen van de zee vond ik prachtig. Een groot zeilschip aan de horizon, een kleurige zonsondergang, het silhouet van drie vissers met hun hengel, een vuurtoren in het avondlicht, hoge golven die tegen de kust aan sloegen. Soms liet ik zo’n zeeplaat wel twee maanden hangen en sloeg ik de voorstelling van een klompenmaker of een stadsgezicht gewoon over.

Mee naar huis
Eind februari nam ik afscheid bij Dorcas. Terwijl ik begon mijn spullen op te ruimen, herinnerden mijn collega’s me al snel aan de stapel kalenders die een jaar eerder naar onze nieuwe kantoortuin was meeverhuisd. De grote kalenders lagen inmiddels op een kast en ik geloof dat de meer opruimende collega’s zich al vaak hadden afgevraagd waarom ik die dingen in vredesnaam bewaarde.

Ik haalde de kalenders van de kast en keek ze even door. Nee, ze waren nog steeds te mooi om zomaar weg te doen. Ik zette ze dus op mijn laatste werkdag in de auto en nam ze mee naar huis. Daar lagen ze weer, nu in de woonkamer. Van de bank naar de eettafel, van de eettafel op een stoel, terug naar de bank, tijdelijk even op de grond onder een kastje. Ik besloot dat het nu wel tijd was om iets met de mooie platen te gaan doen. Als ik ze nu weer op een kast zou leggen, zouden ze daar verstoffen tot ik ze af en toe bij een grote schoonmaak weer tegen zou komen.

Verknutselen
Het eerste wat ik deed, was een selectie van de foto’s maken. De allermooiste platen scheurde ik uit de kalenders, de rest gooide ik nu toch weg. 25 platen doorstonden deze strenge schifting: zoals verwacht vooral water- en luchtplaten, maar ook een tulpenveld en een rustieke brug. Ik bedacht dat ik een deel van die platen tot (wel wat grote) ansichtkaarten kon verknutselen. Zo krijgen ze alsnog een nieuwe bestemming en kunnen nog meer mensen van de taferelen genieten. Van een aantal foto’s heb ik inmiddels een stuk uitgesneden en op karton geplakt. Dank zij de mooie foto’s hoeft er geen kantje of randje omheen, de kaarten zijn meteen geschikt om op de post te doen. Creatief met acht reusachtige kalenders… :-) Niet vergeten om mijn oud-collega’s zo'n kaart te sturen.

8 maart 2013

Haren: media en verantwoordelijkheid



Objectiviteit bestaat niet. Dat is iets wat ik op de journalistiekopleiding op de eerste dag heb geleerd en daarna nog regelmatig ingepeperd heb gekregen. Denken dat een journalist of een krant of een televisieprogramma een objectieve werkelijkheid laat zien, is naïef. Denken dat jijzelf een volledig onafhankelijke verslaggever kunt zijn, is nog erger. Er zullen dan ook weinig journalisten zijn die dit beweren. Naar mijn idee volgt daaruit rechtstreeks dat journalisten en media ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben. Wie een keuze maakt, is toch immers verantwoordelijk voor de gevolgen van die keuze?

Het meest zichtbaar is die subjectiviteit als je bespeurt dat een nieuwsitem of –artikel bijvoorbeeld politiek naar links of naar rechts neigt. Journalisten zijn ook gewoon mensen met een eigen wereldbeeld en vaak staan kranten of actualiteitenprogramma’s ook bekend als links of rechts. Soms wordt die mening overduidelijk verwoord in een hoofdredactioneel artikel of door een interviewer op tv, soms lees je die mening tussen de regels door.

Nieuwskeuze
Maar die subjectiviteit zit hem niet alleen in een mening die wordt verkondigd. Het begint al bij de kéuze van het nieuws. Een krant kan niet al het nieuws uit de hele wereld meenemen. Bij de afwegingen die hierbij gemaakt worden, spelen allerlei factoren mee die niets met objectiviteit te maken hebben. Zo heeft Nederlands nieuws vaak voorrang op buitenlands nieuws: een lógisch argument – want dit raakt de lezer direct – maar geen objectief argument. Eén echtpaar in Groningen dat is vermoord staat objectief (of is dit mijn mening?) toch niet in verhouding tot de zeventig mensen die dagelijks worden vermoord in Caracas, de hoofdstad van Venezuela? (Het eerste haalt al enkele dagen het journaal, het tweede kwam en passant ter sprake in een terugblik op het leven van wijlen president Chávez.) Verder hebben we met sommige delen van de wereld bijvoorbeeld meer dan met andere: een oorlog in Irak haalt de krant wel, een oorlog in Sierra Leone niet. Ook is het voor de verkoop- of kijkcijfers belangrijk dat het serieuze wereldnieuws wordt verluchtigd met opmerkelijke berichten: als er nog ruimte is voor één verhaal, wordt dit dan het ijsbeertje Knut dat overleden is of een overstroming in Mozambique? Knut wint, hoewel door de betreffende overstroming tienduizenden mensen op de vlucht zijn geslagen. En nog een andere afweging: nog nét het laatste nieuws hebben voor de krant naar de pers gaat. Ik heb dit zelf meer dan eens meegemaakt toen ik op een binnen/buitenlandredactie werkte: de pagina’s staan klaar om gedrukt te worden, maar om half twaalf ’s avonds komt er nog een bericht binnen dat écht mee moet en een artikel dat eerder op de dag belangrijk genoeg is bevonden, sneuvelt alsnog.

Let op: ik zeg niet dat het érg is dat nieuwskeuze en berichtgeving subjectief zijn. Het is alleen belangrijk dat we dit met elkaar weten en erkennen, zodat niemand bij zichzelf zal denken: ‘Als de NOS het zegt, dan is het zo’.

Keuze maakt verantwoordelijk
Mijn punt is echter dat het weten dat media niet objectief kunnen zijn, hen automatisch een verantwoordelijkheid geeft. Naar aanleiding van het rapport over Haren, roept de commissie-Cohen vandaag de media op tot debat en zelfreflectie, omdat ‘media onderdeel kunnen worden van de realiteit die zijn verslaan’. Naar mijn idee is dit echter geen uitzondering in de situatie van Haren en heeft dit ook helemaal niet te maken met de opkomst van de social media. De media staan niet als objectieve camera’s naast de samenleving. Ze zijn er onderdeel van, voortdurend: ze beïnvloeden meningen, ze maken onderwerpen groter of kleiner dan ze zijn, ze kiezen of iemand wel of geen podium krijgt voor zijn ideeën, ze kunnen politici maken of breken en noem maar op.

Treffend vond ik dit een tijd geleden (31 oktober) toen in het Journaal een verslaggever bij een sportveld stond en aan de ouders langs de lijn vroeg wat zij vonden van de bezuinigingen en de inkomensafhankelijke zorgpremie. Natuurlijk was van tevoren de verwachting dat veel mensen hier tégen waren, maar gek genoeg waren alle meningen gematigd. Iemand zei letterlijk: ik verdien meer dan veel andere mensen, dus ik vind het niet erg dat ik ook meer bijdraag. De verslaggever beëindigde zijn reportage met woorden in de trant van: misschien sta ik op de verkeerde plek, maar ik ben vandaag geen boze mensen tegengekomen. Deze opmerking op zichzelf bewijst al dat de redactie niet blanco het onderwerp in was gegaan, maar het is in elk geval te prijzen dat ze het item gewoon hebben uitgezonden. Verbaasd hoorde ik een kwartier later in EenVandaag echter ongenuanceerd verkondigen dat er veel woede en ontevredenheid over de bezuinigingsplannen heerst in Nederland. Wat is wáár en wat is het gevolg van de manier waarop een onderwerp wordt belicht?

Dat geldt ook nadrukkelijk voor economische onderwerpen. De economie is erbij gebaat dat consumenten met vertrouwen naar de (financiële) toekomst kijken. Hoe vaker zij – voornamelijk via de media – horen dat het niet goed gaat, hoe minder vertrouwen er is. Hoe minder vertrouwen er is, hoe moeilijker het wordt de economie ‘er bovenop’ te krijgen. Een vicieuze cirkel, waarvan ik mij echt regelmatig afvraag of de media hier een verantwoordelijkheid in hebben en zo ja, of zij die ook voelen en of zij die willen nemen.

Project X
Haren. Ik ben er altijd een voorstander van dat degene die iets doet daar zelf verantwoordelijk voor wordt gehouden. In dit geval zijn dat dus eerst en vooral de raddraaiers die Haren op 21 september tot een slachtveld hebben gemaakt. Dat er vervolgens een groot onderzoek is opgezet naar de fouten die zijn gemaakt waardoor het zover kon komen, is niet meer dan vanzelfsprekend. Dat hier conclusies uit worden getrokken die een herhaling in de toekomst moet voorkomen, is te hopen.

De rol van de media is één van de aspecten van ‘Haren’. Eerlijk gezegd kan ik me niet voorstellen dat alle journalisten, alle media in Nederland die ‘het feestje dat vrijdag níet in Haren wordt gehouden’ hebben aangekondigd, dit in alle naïviteit deden. Zou elke betrokken journalist in alle eerlijkheid kunnen zeggen: ik heb nooit kunnen vermoeden dat mijn verslaggeving eraan zou bijdragen dat mensen juist wél de trein naar Haren namen? Of: het feit dat wij dagen van tevoren Haren als hoofdonderwerp in ons nieuws hadden, maakt ons toch niet verantwoordelijk voor het feit dat heel Nederland hiervan wist? Zelfs naderhand vraag ik me af of veel media een ándere keuze hadden gemaakt als ze hadden geweten op welk drama dit Project X zou uitlopen. Het vraagt namelijk een groot verantwoordelijkheidsgevoel om in zo’n situatie, rond zo’n hype, te besluiten: wij doen hier niet aan mee, wij willen hier niet aan bijdragen. Het betekent dat misschien álle andere kranten en actualiteitenprogramma’s een onderwerp hebben en jij niet. Misschien denken mensen dat jouw blad of programma niet heeft begrépen dat dit een groot item is. En wat als consumenten tóch alles over het onderwerp willen weten en daarom niet jóuw krant kopen, maar naar de concurrent gaan?

Ik ben benieuwd of media hierover intern en met elkaar verder door zullen praten en of we in een volgende situatie daar resultaten van zullen merken.

Het rapport van de commisie-Cohen is hier te lezen.